Uit: Criterium 1940, blz. 784 - 788



4

De kunst houdt niet op een reëele levensfunctie te bezitten door het enkele feit, dat zij voor de groote massa onverstaanbaar, en daardoor ,,onvolksch”, is. Men zou dan vrijwel de heele Dietsche schilderkunst als nutteloos, en ,,onvolksch”, kunnen afwijzen. De bewondering van de massa voor de zg. verstaanbare kunst misleide ons niet omtrent het feit, dat die bewonderde bewondering een massaal misverstand betreft. Knut Hamsun moge voor talloozen verstaanbaar schijnen, door talloozen gelezen, zelfs verslonden worden - de levensvisie, de visie ook van elk zijner scheppingen, datgene dus waardoor zijn werk werd geďnspireerd en waarvan het de gestŕlte is, blijft voor diezelfde talloozen een ontoegankelijk, onverstaanbaar geheim. Zij kunnen die visie, datgene wat hij met zijn verbeelding tot uitdrukking heeft willen brengen, slechts ,,begrijpen”, als het herleid is tot een formule, preciezer: tot een gemeenplaats, tot een skelet. Datgene wat het skelet tot een mensch maakte en dien mensch onderscheidde van andere menschen met een vrijwel zelfde skelet, is in die formule vergaan. Men kan Hamsuns visie wel tot een verstaanbare gemeenplaats herleiden, maar Hamsun is wezenlijk iets anders, en voor dat andere maakt men geen talloozen ontvankelijk. En dat is trouwens niet noodig ook. Het betreft een problematiek, die de talloozen toch niet verwerken kunnen. — De kunst heeft hetzelfde recht, voor de groote massa onverstaanbaar te zijn als de wijsgeer en de mysticus, die daarmee toch geenszins als zonder-reëele-levensfunctie, en dáárom als onvolksch, en dáárom als volksvreemd, en dáárom als waardeloos te verwerpen zijn.


1) 1 en 2 werden geplaatst in de Augustus-aflevering, 3 in het October-nummer van ,,Criterium”.

784

















aangemaakt: 01-08-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 02-08-2012