G o d

Hoe lief is dit in God, dat Hij de bloemen vond,
het spel der kleuren en de vlinders,
de kinderen, de zomerochtendstond.

Hoe lief is dit in God —
dit zacht en snel gezoem
van de insecten in den zomernoen.
O middagstilte van den zomerdag
waarmede Hij zoo raadselachtig
en onuitspreekhaar goed
mij tegenlacht.

Is dit Dezelfde die den afgrond vond
en die het stormtempeest ter zee ontketent?
Dezelfde, die verworpen en gewond
aan d’eigen schepslen zich heeft uitgeleverd?

Is dit Dezelfde die mijn leven schond —
Hij, die zóó lief en ondoorgrondlijk is
dat Hij de bloemen en de vlinders vond,
den zomerwind,
en ’t spelen van een kind?













112

















aangemaakt: 01-08-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 01-12-2012