terug
volgende bladzijde


Najaar 1942 II
De droom ging verloren. Men trachtte zijn hachje te redden. Men had geen oog voor de ondergang van ons (Dietsche) volk.

Najaar 1942 III
Enerzijds moedigt hij aan, om niet zó te zijn, maar om het hart, met zijn woedend-wanhopig geloof te volgen; het geloof in “eens állen voor allen”. Anderzijds is hij bijna genijgd tot een niets ontziende strijd, maar bedenkt zich dan nog juist...

Najaar 1942 IV
Eens, wanneer(?) zal zijn ideaal van het (Europees) Verbond verwezenlijkt worden, wellicht inclusief zijn droom van Dietschland. Dan zal elk onzer oprijzen uit zijn eerloosheid en val.

Wending I
De droom is vernield. Niet al die kleine dromen, die hebben hem nooit kunnen bekoren. Met de dood van zijn grote voorman is de droom van Dietschland (stil vergezicht, mijn velden in zoo helder licht) vervlogen. Ons land werd bezet, in een oorlog zonder zin, en het volk raakte verdeeld. En wat samen zou moeten horen, Het Zuiden en het Noorden, was verder weg dan ooit. Maar een paar streden door voor Dietschland. Ons hele rijk viel uiteen, ook onze Oost ging met een zeeslag verloren. Nu waren er twee verliezen, een droom (Dietschland) en een groots verleden (ons koloniale rijk). En daarmee is het Volk vernederd, ontluisterd en beteugeld (bezet).

Wending II
Nu de droom van Dietschland is vervlogen moeten we een nieuwe droom verwerkelijken: als deel van Germanje (het Germaans Geheel) aan Europa bouwen en binnen dat Germanje ons als ’t kleine Dietsche Westen een trotse toekomst veroveren.

De Doode
Ook al is de grote voorman vermoord, velen blijven strijden voor zijn ideaal.

Het Rijk
Laat ik volstaan met aan te halen wat Bruning hierover schrijft in zijn verweerschrift voor de Centrale ereraad :

En wellicht wordt het, in het licht van dezen Dietschen levenswil, nu tevens meer begrijpelijk, dat mijn gedicht 'Het Rijk', verschenen in mijn bundel 'Nieuwe Verten', niét mocht worden opgenomen in mijn bloemlezing 'Gelaat der Dichters', én ... dat dit niet mocht van de Duitschers. Op mijn 'Rijk' en mijn propaganda daarvoor was men klaarblijkelijk toch niet zóó gesteld - - bij 'het streven naar gewelddadige machtsuitbreiding'; misschien omdat men er lezen kon, en nog wel onderstreept, 'dat dit hart (het hart van het Continent, van het Rijk) overal is en klopt en roept en stuwt en levend houdt' - en dus niet enkel in Berlijn...
De alles overheerschende grondtoon van mijn politieke geschriften was mijn geloof in, en mijn wil tot: de Dietsche eenheid en haar groote bestemming.

























terug
volgende bladzijde



aangemaakt: 07-07-2011 Copyright © 2011 by
Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 23-07-2011