terug


De abstracte oorlogsmisdadiger
De sinistere gang van de geschiedenis en haar onvermij­delijkheden?


Zwijgen is aanpassen. Jezelf kleiner maken om maar op te gaan in het geheel. Het is ontzettend kwalijk

Ellen Deckwitz
in Trouw, Letter en Geest (29-02-2020)



Inhoud
Inleiding
Voorwaarden voor re-integratie
De abstracte oorlogsmisdadiger
Gevoel van onveiligheid
Gevolgen voor het verdere leven
Conclusie


Inleiding
In de familiekroniek Versteende stilte, oorlog, schuld, buitensluiting en schaamte verwees Lenie Degen enige keren naar het verslag Doorn in het vlees van Ismee Tames van haar studie naar de integratie en uitsluiting van 'foute' Nederlanders in de jaren vijftig en zestig.
Bij belangrijke zinnen uit het hoofdstuk Conclusie van dit laatste boek plaats ik enkele kanttekeningen.
De laatste twee zinnen van Doorn in het vlees luidden:

Al wat riekte naar rehabilitatie van foute motieven en daden stuitte direct op maatschappelijke weerstand. In die zin was het foute verleden een doorn in het vlees van de Nederlandse samenleving. (359)


Met mijn activiteiten op onze website ten aanzien van de schrijver Henri Bruning, poog ik enige nuancering aan te brengen in de nog steeds voortdurende eenzijdige geschiedschrijving vanuit het 'goede'- en/of slachtoffer-kamp. Mogelijk worden deze activiteiten door Tames ook gezien als een poging 'naar rehabilitatie van foute motieven en daden'.


Voorwaarden voor re-integratie
Zij heeft onderzocht onder welke voorwaarden oud-NSB'ers zich weer een plek konden veroveren in het naoorlogse Nederland. Zij schreef:

Een centrale lijn in de re-integratie van Nederlanders met een fout verleden is dat er van hen verwacht werd dat zij braken met hun verleden: zij konden een kans krijgen, wanneer zij het nationaalsocialisme ondubbelzinnig afwezen. Ze moesten overtuigend schuld bekennen (...).(344)
De nazi-ideologie was en bleef fout. (345)

De verwachting dat de 'foute' identiteit als een jas kon worden uitgedaan, ging eraan voorbij dat voor veel oud-NSB'ers allerlei ervaringen en ideeën integraal met elkaar verknoopt waren. Menig vader en moeder vertelde de kinderen niet expliciet over de nationaalsocialistische ideologie, maar over hun strijd voor een 'nationaler en socialer' Nederland en dat zij daarvoor gestraft waren met internering en verbeurdverklaring van bezit. Zo raakte ideologie en ervaring met elkaar verknoopt. (346)


Ik ben bang dat de verknoping niet zit bij die vaders en moeders. Zij hadden gestreden voor een socialer Nederland, dat was voor velen hun opvatting van de ideologie van de NSB voor en tijdens de oorlog. Het waren juist de anderen die heel iets anders verstonden onder de ideologie van de NSB, voor die anderen stond de ideologie van de NSB gelijk aan de ideologie van de bezetter, de (Duitse) nazi-ideologie, en daarmee werd het NSB-lidmaatschap in de eerste jaren na de oorlog een landverraad.

En aldus was er een onoverbrugbaar misverstand ontstaan dat vele oud-NSB'ers dwong om te zwijgen.

Neveneffect van dit gedwongen zwijgen was dat nakomelingen zich 'binnen het complot getrokken' voelden (...) (348)

[H]et feit dat zij met hun zwijgen loyaal waren geweest aan hun ouders, riep de vraag op of zij soms ook de oude politieke overtuiging van hun ouders vergoelijkten. (348)


Hier komt weer het zelfde probleem om de hoek kijken, nl. de discrepantie tussen de kijk van de ouders op hun verleden en de kijk van de vraagstellers op dat verleden: "de dominante opvattingen over wat 'goed' en 'fout' was geweest tijdens de oorlog" (350). En tot overmaat van ramp werden nu de nakomelingen evenzo verdacht.


De abstracte oorlogsmisdadiger
Eind jaren zestig veranderde er iets essentieels in de publieke opinie onder invloed van de media.

In de media veranderde de concrete, historische figuur van de politieke delinquent in die van de abstracte oorlogsmisdadiger en fascist, schuldig aan de Holocaust. (354)


Het zwijgen van de 'foute' ouders werd voor hun nakomelingen daardoor nog belastender. De ouders hadden niet gestreden voor een socialer Nederland, nee zij waren schuldig - tengevolge van een abstracte daad nl. hun (onuitgesproken) gedachtegoed aan de Holocaust. En terecht merkte Ismee Tames dan ook op:

De oud-NSB'ers zelf hadden hierbij vrij weinig speelruimte. (355)

Wel was het onmogelijk op gelijke voet te discussiëren zolang zij niet overtuigend afstand namen van het nationaalsocialisme. Al snel ging de moord op de joden hierin een centrale rol spelen: was de Holocaust de kern van het nationaalsocialisme (...)? Hier botste de mening van een deel van de oud-NSB'ers ('niets van geweten!') met die van de andere Nederlanders, die de Holocaust meer en meer als de centrale misdaad van het nationaalsocialisme gingen beschouwen. (355)


De "andere" Nederlanders dachten daar zo over juist onder invloed van de voorstelling van zaken door de genoemde media.

En het "niets van geweten!" heb ik al eens uitvoerig besproken in "Wat de joden te wachten stond wist niemand"(). De NSB'er wist wel van deportaties en van concentratiekampen maar niet van vernietigingskampen en voor zover daar geruchten de ronde over gingen was het te onvoorstelbaar om geloofwaardig te kunnen zijn.

En daarmee werd de Holocaust een 'obstakel' voor de ex-politiek delinquenten.

De Holocaust was en is een 'obstakel' in de normalisatie van het nationaalsocialistisch verleden. (356)


Wat werd bedoeld met "normalisatie van het nationaalsocialistisch verleden"? Had er niet moeten staan: De Holocaust was en is een 'obstakel' in het normaal spreken over het verleden van de voormalige poltieke delinquenten?
De Holocaust stond toen en staat nu nog steeds elk spreken over NSB'ers, anders dan medeplichtig aan de Holocaust, in de weg.

[V]oormalige collaborateurs, zagen in dat de Holocaust ervoor zorgde dat zij niet als de 'toevallige verliezers' van de oorlog beschouwd werden of als mensen met een afwijkend, maar gerechtigd ideaal ('andersdenkenden'). De Holocaust verpletterde als het ware iedere verwijzing naar een hoogstaand ideaal. (356)


"Verpletterde" is een zeer juiste omschrijving. De Holocaust verpletterde (en verplettert nog steeds) niet alleen het spreken over het verleden van de NSB'ers het verpletterde de NSB'er zelf en zijn nazaten.

Henri Bruning heeft dat als volgt verwoord:

Iets anders, moeilijker te verwer­ken, is, dat men dit "vergooide idealisme" (als ik de eerste 8 jaar na de oorlog niet meereken) twin­tig jaar lang steeds verwoeder en vernederender heeft bevuild en ontluisterd, dat men erop heeft staan dansen en trappen tot de mens in de idealist totaal vernield was. Dat houdt me niet bezig we­gens mijn "idealisme", maar wegens die talloze jonge idea­lis­ten, gewone jongens die oprecht in een ideaal geloofden, die die stroom van vuil niet hebben kunnen verwerken, die zich niet konden verdedigen, zichzelf niet meer begrepen, zichzelf - uitgemaakt voor rapalje en uitvaagsel - niet meer herkenden, voor zichzelf wegscho­len en op de een of andere manier een veilig onder­komen moesten zoeken, burgerman werden, of cynisch, of vol haat, of keiharde geldmakers en dit als enige mogelijk­heid om zich over­eind te houden, ook tegenover hun eigen kinderen die hen voor onbegrij­pelijke idio­ten, halfzachten, im­becielen moesten gaan houden. Ik verwijt dit niemand. Het is geen tegen-beschul­diging. Het is de sinistere gang van de geschiedenis en haar onvermij­delijkheden. ()


De concrete politiek delinquent kan zich onmogelijk verdedigen tegen een abstracte besculdiging.


Gevoel van onveiligheid
Tames vervolgde:

De Holocaust verpletterde als het ware iedere verwijzing naar een hoogstaand ideaal. Dat zat menig oud-NSB'er dwars. Sommigen gingen zover de Holocaust te ontkennen (...). Een andere reflex was het afweren van schuld: men zou er niet van geweten hebben. Of zelfs het leggen van schuld bij anderen. Dit konden anderen zijn die óók niets voor de joden hadden gedaan.(356)


Maar aangezien in brede kringen niet geloofd werd in de Auschwitzlüge of in de veronderstelling dat de Geallieerden net zo fout waren als Hitler leidde deze 'zij waren óók fout'- strategie nooit tot succes. (356)


Voor mij is er wel enig verschil tussen zij waren "óók fout" en zij waren "net zo fout".

[W]at waren hun motieven om op fouten van anderen te wijzen? Stiekeme rehabilitatie van het nationaalsocialisme en relativeren van de Holocaust soms? (356)


Zouden hun motieven niet gebaseerd kunnen zijn op het zich willen ontworstelen aan het verpletterende gewicht van de schuld aan de Holocaust en niet persé aan het ontkennen van de Holocaust of het rehabiliteren van het nationaalsocialisme (van de bezetter)?

De recente discussie over 'goed en fout' en 'grijs' lijkt nog steeds elementen van dit diepgaande wantrouwen jegens elkaars motieven te bevatten (...). 356


Wat het recente verleden betreft heb ik uit eigen ervaring meegemaakt dat er nog steeds wantrouwen bestaat ten aanzien van Brunings vermeende antisemitisme (waaruit zíjn schuld aan de Holocaust zou voortvloeien). Omdat hij ooit iets gedaan had dat als antisemitisch wordt opgevat, blijft men hem, ondanks vele andere geschriften waaruit heel wat anders blijkt, wantrouwen. Men heeft niet de zekerheid dat hij niet diep in zijn hart toch die antisemiet is gebleven, waarvoor men hem hield! Daarom is er nog steeds sprake van

(...) een nog altijd onvoltooide culturele integratie van de voormalige 'foute' milieus; men vertrouwt er niet op van dezelfde morele gemeenschap deel uit te maken. (357)


Het 'foute' verleden van iemand bleef (en blijft) daarmee altijd een troefkaart in de handen van anderen.

Velen ervoeren dat hun integratie altijd conditioneel bleef (...). (357)

Iemand met een 'fout' verleden bleef daarom altijd kwetsbaar. (357)

[Sommigen] hielden bijvoorbeeld vol dat zij gehandeld hadden uit idealisme (....). (357)
(....) niet hun hele vroegere identiteit hoefde bij het grofvuil . Het risico was echter dat buiten de eigen kring het wantrouwen de kop op zou steken wanneer 'nobele motieven' aan de orde kwamen. (357)


Bruning heeft dat "grofvuil" als volgt beschreven:

Ik ben na die Groene-affaire zo moe en beu geweest. Ik heb gedacht: laat ik dat vuile wezen dat ik ben maar blijven en niemand met mijn vuilheid lastig vallen; laat ik alle contacten vermijden en - met al dat wantrouwen overal ten aanzien van mijn persoon - voor niemand een bron worden van complicaties en onaangenaamheden. Om die reden heb ik dhr Bakker mijn copie voor Maatstaf teruggevraagd, en om diezelfde reden heb ik er ook van afgezien toen U het boek over Gezelle te zenden. Ik heb me terug­getrok­ken, me begraven in vertaal­werk, wel wetend dat ook dit terug­trekken ten nadele van mij zou kunnen worden uitgelegd. ()


Ik heb al eerder opgemerkt, evenals Tames zelf, dat iedere voormalige politieke delinquent die ook maar op enige manier, anders dan schuld bekennend, over zijn verleden sprak werd vermorzeld onder de Holocaust.

Dit bezorgde de voormalige 'foute' families, ook wanneer ze op het oog naadloos waren geïntegreerd, een voortdurend gevoel niet vanzelfsprekend deel te zijn van de Nederlandse samenleving. (357)


Want iemand uit de 'foute' familie was jarenlang een landverrader geweest door zijn "collaboratie" met de Duitsers en later werd hij schuldig aan de Holocaust vanwege zijn nationaalsocialistische "gedachtengoed", wat natuurlijk inhield dat die iemand een verfente aanhanger was van de Duitse nationaalsocialistische rassenleer en dus zwaar antisemitische opvattingen was toegedaan, waartoe de overtuiging behoorde dat de joden een minderwaardig volk zouden zijn. Dergelijke verdenkingen of beschuldigingen behoefden niet (per geval) geverifiëerd te worden, nee dat was per definitie het geval.

Dit was in eerste en laatste instantie een gevoel: een gevoel van onveiligheid, kwetsbaarheid en marginaliteit. (385)


Dat heb ik dus ook zo gevoeld of misschien beter gezegd, daar ben ik ook altijd bang voor geweest en met vergaande gevolgen voor mij persoonlijk, waarvan ik mij pas op latere leeftijd bewust werd. Maar...

Het gevoel geen vanzelfsprekend deel te zijn van de Nederlandse samenleving werd dus niet veroorzaakt door doelbewust optreden van de overheid, of een gesloten maatschappelijk front van afwijzing, maar door de onzekerheid veroorzaakt door de eigen kwetsbare positie. (358)


Noch de overheid of de gemeenschap als geheel veroorzaakten dat gevoel doelbewust, maar er waren tal van breed uitgemeten voorbeelden in de media of door bepaalde toonaangevende instanties. Denk bijvoorbeeld aan het geval Aantjes.

Het is goed te beseffen dat, anders dan we nu geneigd zijn te denken, een NSB-verleden zeker niet iemands hele verdere leven bepaald hoeft te hebben. (358)



Gevolgen voor het verdere leven
Dat mag dan misschien wel zo lijken, als gevolg van de onmogelijkheid om over het verleden normaal te kunnen spreken, maar de werkelijkheid is in vele gevallen toch anders. Het blijkt niet alleen het hele verdere leven van menig voormalig politiek delinquent beïnvloed te hebben, zelfs de tweede en derde generatie hebben er onder te lijden, zoals zeer treffend blijkt uit o.a. Versteende Stilte van Lenie Degen.

Hoe beschreef Bruning dat verdere leven ook alweer?

Die talloze jonge idea­lis­ten, gewone jongens die (...) voor zichzelf wegscho­len en op de een of andere manier een veilig onder­komen moesten zoeken, burgerman werden, of cynisch, of vol haat, of keiharde geldmakers en dit als enige mogelijkheid om zich over­eind te houden


Tames kwam tot een andere conclusie:

Het beeld van de NSB'er die nooit meer een kans kreeg, moet worden bijgesteld. (358)

In dit onderzoek blijkt dat de route van de bekering, en dus de openlijke of althans in de eigen omgeving overtuigende breuk met het NSB-verleden en het aannemen van een nieuwe identiteit, veel vaker voorkwam dan gedacht. (358)


Of de breuk van hen met het verleden ook werkelijk zo overtuigend was, als het voor de buitenwereld leek, is voor mij nog maar zeer de vraag. Het enige waarin oud-NSB'ers hun heil konden vinden is het volkomen zwijgen over hun politieke motieven.

Voormalige collaborateurs die tot deze groep behoren zijn namelijk dermate onzichtbaar geworden dat ook hun verhalen uit beeld zijn verdwenen. (358)
De succesvolle zwijgers en degenen die de nieuwe identiteiten aannamen zijn juist volledig aan het zicht onttrokken geraakt. (359)


Hoe moet ik het aannemen van "de nieuwe identiteit" verstaan? Is dat de NSB'er die na het uitzitten van zijn straf een gewaardeerd terreinknecht werd bij de plaatselijke voetbalclub, wat ook zijn politieke overtuiging nog mocht zijn? Het NSB-lidmaatschap had in de meeste gevallen, vóór en tijdens de bezetting, alleen iets te maken met hun persoonlijke politieke overtuiging, daarnaast werd ook nog een functie in de gemeenschap vervuld, maar die was in de discussie minder interessant.

Al wat riekte naar rehabilitatie van foute motieven en daden stuitte direct op maatschappelijke weerstand. (359)


Die weerstand is heden ten dage met één woord samen te vatten: Auschwitz. En onder het gewicht van Auschwitz wordt tot nu toe elke poging tot nuancering van de terugblik op de Nederlandse nationaalsocialisten vóór en tijdens de Duitse bezetting volkomen vermorzeld. Alsof enige nuancering, eenerzijds de acceptatie van een rassenleer, die de superioriteit van het ene ras ten opzichte van het andere ras propageerde, impliceert en anderzijds de ontkenning van de Holocaust impliceert.
Ik vermoed dat de meeste NSB'ers motieven hadden die met die laatste zaken weinig of niets te maken hadden.

Henri Bruning heeft geen nieuwe identiteit aangenomen en is evenmin (geheel) onzichtbaar geworden, al is het maar omdat er voornamelijk over hem is gepubliceerd zoals nog in 2014 (). Na het uitzitten van zijn gevangenisstraf en zijn publicatieverbod had hij gehoopt, dat hij weer zou kunnen terugkeren in zijn milieu van voor de oorlog, vanwege het feit dat een aantal vooraanstaande letterkundigen (Anton Van Duinkerken, Albert Helman, Vestdijk en Adriaan Roland Holst ) tijdens zijn proces zich hadden uitgesproken tegen dat publicatieverbod. Een uitvoerige verantwoording van zijn overtuigingen van waaruit hij handelde tijdens de oorlog alsmede van zijn gewijzigde politieke oriëntatie na de oorlog, met de titel "Een ander spoor ...?", in Maatstaf () gepubliceerd op verzoek van de uitgever Bert Bakker, heeft het ongefundeerde wantrouwen ten aanzien van zijn persoon niet kunnen wegnemen.


Conclusie
Zoals we hebben gezien is de algemeen aanvaarde kijk op de ideologie van NSB in de loop der tijd veranderd met verpletterende gevolgen voor de individuele NSB'er en zijn nazaten.

Aanvankelijk werden Nederlanders, kort na de oprichting, lid van de NSB omdat zij voor zichzelf of voor hun belangengroep of voor Nederland, iets zagen in de beginselen (de idealen) van de NSB. Deze beweging was tot de bezetting toe niet verboden en had vertegenwoordigers in eerste en tweede kamer. Alleen kwam er na verloop van tijd (1934) wel een ambtenarenverbod (overheidspersoneel mocht geen lid zijn van de NSB). Belandde de NSB daardoor in een verdachte hoek?

Na de inval van de Duitsers probeerde de partijtop om de NSB door de bezetter als politieke partij geaccepteerd te krijgen in de hoop een Nederlandse socialistische samenleving te kunnen realiseren. Omdat de NSB mocht blijven bestaan, wel is waar onder strikte supervisie van de bezetter, kregen alle NSB'ers, ongeacht hun persoonlijke motieven om lid te worden c.q. lid te blijven van de NSB het stempel van landverrader opgedrukt.

Met het verstrijken van de bezettingsjaren werden de NSB'ers steeds meer vereenzelvigd met de bezetter. Dit had tot gevolg dat de NSB'ers vaak nog meer werden gehaat dan de bezetters. Tegelijkertijd werd de handelingsruimte van de NSB met betrekking tot de werkelijk belangrijke zaken voor de Nederlandse samenleving door de bezetter meer en meer ingeperkt.

Zo zagen wij dat in de eerste jaren na de oorlog elke NSB'er als een landverrader werd beschouwd en daarmee was elke NSB'er schuldig aan alle ellende die de oorlog met zich had meegebracht (hongerwinter, bombardementen, de puinhopen van onze bevrijding etc.). Halverwege de jaren zestig werd de NSB'er (ook nog of in de eerste plaats) een - zoals Tames het formuleerde - abstracte oorlogsmisdadiger want schuldig aan de Holocaust.
En daarmee werd de voormalige politieke delinquent elk spreken over de mogelijke motieven, waarom hij lid van de NSB was geworden, het zwijgen opgelegd en met hem ook zijn familie en zijn nakomelingen ().

Want elk niet-zwijgen uit 'foute' kringen werd en wordt, in mijn ogen, gezien als een poging òf
tot rehabilitatie van het nationaalsocialisme òf
tot ontkenning van de Holocaust òf
tot ontkenning dat de Holocaust de grootste oorlogsmisdaad onder het nationaalsocialisme is geweest.

Wat was de abstracte oorlogsmisdaad waarvan de NSB'er beschuldigd werd en waardoor hij schuldig werd aan de Holocaust, 'de kern
van het nationaalsocialisme' (355)?
Dat moet de overtuiging zijn dat de rassenleer hét kenmerkende onderdeel van de ideologie van het Duitse nationaalsocialisme zou zijn geweest. Deze rassenleer zou verkondigen dat bepaalde rassen minderwaardig zouden zijn ten opzichte van het Germaanse ras, waaruit (automatisch?) zou voortvloeien dat deze minderwaardige rassen uitgeroeid zouden mogen worden. En dat allemaal zou ook de overtuiging van de (concrete) NSB'er zijn geweest, waardoor deze moreel schuldig was geworden aan de Holocaust.

Tegen deze abstracte oorlogsmisdaad (daad?) is, zo lijkt mij, tengevolge van de abstractie (de verdenking van een -onuitgessproken - gedachtengoed) geen enkel verweer mogelijk.

Theo Bruning,
Eindhoven, 29-03-2020
























terug



aangemaakt: 30-01-2020 Copyright © 2020 by
Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 18-04-2020