terug


Het nationaal-socialisme van Henri Bruning!

                   
Inhoud

Inleiding
De grote staatsmannen niet de ware revolutionairen
De kern van het probleem
Socialisme
Troelstra’s strijd toch funest voor het revolutionaire socialisme
De Russische revolutie
Het nationaal-socialisme
De revolutie moet staat worden
Nogmaals: het socialisme
Nabeschouwing


Inleiding
In o.a. Henri Bruning en het nationaal-socialisme? () heb ik de veronderstelling over het nationaal-socialisme van Bruning, in het bijzonder het radicaliseren in de antisemitische SS-richting, ontzenuwd.
In zijn boek Nieuw Politiek Bewustzijn, had hij een hoofdstuk opgenomen met de titel: “Socialisme, Nationaal-Socialisme (of Facisme)” (). De uitgave van dit boek is echter verhinderd door de bezetter, ook al waren de meeste hoofdstukken reeds gepubliceerd (o.a. in De Waag). Dat geldt ook voor het genoemde hoofdstuk (). Henri Bruning had zijn standpunt, of anders gezegd zijn ideologie, ten aanzien van het nationaal-socialisme in 1941 expliciet verwoord! (In zoverre er verwezen zal worden naar de tekst van dit essay, zal ik verwijzen naar de bladzijden uit Nieuw Politiek Bewustzijn.)

De grote staatsmannen niet de ware revolutionairen
Henri Bruning werd, als fascist, veronderstelt een bewonderaar van Mussolini te zijn en als nationaal-socialist, een vurig volgeling van Adof Hitler. Deze beide politici brengt hij ook in dit essay ter sprake en wel als volgt:

Het fascisme nu, door Mussolini zeer nauw aan het socialisme en deszelfs oorsprong (,,la communauté la plus sacrifiée”) gelieerd, evenals het nationaal-socialisme door Adolf Hitler, erkent, even overtuigd als het socialisme, ,,la dignité du travail et la dignité ouvrière, la dignité de la personne humaine dans le travailleur comme tel”; (blz. 79 )

Het staats­bewustzijn, zoozeer en zoo fataal gedurende het demoliberale tijdperk ondermijnd, kreeg in Mussolini wederom helder, oorspronkelijk en dynamisch gestalte; het nationaal bewustzijn, de diepe realiteit van een volk, kreeg gestalte, glorieus en ontembaar, in het nationaal-socialisme van Adolf Hitler. (blz. 81 )

Doch diezelfde ziel, diezelfde brandende dorst naar Recht, is mensch geworden in socialisten als Hitler en Mussolini. (blz. 82 )

Een derde exponent van den socialistischen strijd was o.a. het nationaal-socialisme van Adolf Hitler. (blz. 86 )

In het socialisme van Adolf Hitler wordt niet slechts één klasse bemind, doch de geheele gemeenschap, en dientengevolge ook zooveel mogelijk gespaard. (blz. 87 )

Het moge dan waar zijn, dat fascisme en nationaal-socialisme niet een literatuur hebben voortgebracht als toen ,,de ziel” nog in deze wereld leed aan haar kluisters en droomen, dat Hitler en Mussolini er in konden slagen een socialisme in het leven te roepen, dat — na zoo luttele jaren — den gigantischen strijd tegen de plutocratische wereldrijken zegevierend aankon — ik meen, dat dit een poëem is, dat tegen vele andere gedichten opweegt; ik meen, dat dit — wat er ook in later eeuwen moge gebeuren — het onsterfelijk poëem zal blijven van déze eeuw. (blz. 88 )


Meer zegt hij over deze figuren niet. Ook al klinkt er in deze zinnen een zekere bewondering door, enige argumentatie wordt er aan hen niet ontleend. En waar hij in zijn slotzin spreekt over een poëem, het onsterfelijke poëem, dan doelt hij daarmee op het socialisme, zoals hij verwachtte dat het vorm zou krijgen binnen het nationaal-socialisme (in vredestijd). De vormgeving van de titel van het krantenartikel () geeft dat ook duidelijk weer.

Als Bruning spreekt over de “werkelijke revolutionnairen” doelt hij niet op deze figuren, maar op:

Troelstra onderhandelde met het kapitalisme, en de revolutionnaire kracht van zijn beweging is aan het politieke geef-en-neem-spel te gronde gegaan. Werkelijke revolutionnairen, als Henriëtte Roland Holst en Gorter, vervreemdde hij van zich. (blz.87 )


Nadat hij deze ware revolutionairen met, voor mijn gevoel, méér enthousiasme heeft geïntroduceerd:

Of anders gezegd (méér misschien doordringend tot de kern van het probleem): het (socialisme ThBr) werd van zìel mensch. Dit schijnt u misschien een verval, een terugtocht, in wézen is dit, juist dit, de geboorte van het socialisme. De ziel heeft prachtig — vervoerend en tegelijk smartelijk — gezongen in dichters als Gorter en Henriëtte Roland Holst, deze ziel heeft zich edel, eerlijk en ,,meesleepend” opgericht in figuren als Troelstra, ... (blz. 82 )



Maar laat ik pogen de lijn van zijn betoog weer te geven.

De kern van het probleem.

Meteen in de eerste alinea, stelt Bruning, hét sociale probleem, centraal: het arbeidersvraagstuk, de waardigheid van de arbeid en van de arbeidersklasse. Hij vervolgt:

Het fascisme nu, (...) zuivert en completeert dit klassebewustzijn echter door den arbeider wederom het besef bij te brengen:
1. dat hij niet slechts lid is van een bepaalde klasse, maar van een gemeenschap, van een méérdere klassen omvattende nationale of staats-gemeenschap;
2. dat recht en orde niet slechts gefundeerd staan in ,,de rechten van den mensch”, gelijk het socialisme te eenzijdig leert, maar daarnaast evenzeer in de rechten, in het bestaansrecht der afzonderlijke volken, en dat deze volken evenzeer eerbiediging behoeven als de mensch;
3. dat in die staats- of volksgemeenschap niet slechts bij het proletariaat, maar ook bij alle andere klassen de waardigheid van den arbeid en het bewustzijn der eigen menschelijke waardigheid hersteld moeten worden, dat allen (en niet slechts één stand) opnieuw tot een leven overeenkomstig de menschelijke waardigheid moeten worden opgevoed (of, minstens, tot de plichten dier waardigheid moeten worden gedwòngen);
4. dat eerbied voor de waardigheid van den mensch den wil impliceert, de mogelijkheid te scheppen, dat een ieder, en niet slechts één stand, op een menschwaardige wijze leven en arbeiden, d.w.z. de plichten van zijn staat volbrengen kan;
5. dat niet slechts het proletariaat, maar dat de gemeenschap als gemeenschap een historische zending te vervullen heeft, en dat niet alleen de arbeider, maar ook iedere andere volksgenoot ten opzichte van die zending zijn zeer bepaalde plichten heeft;
6. dat het solidaristisch, het alle standen en groepen samenbundelend beginsel bepaald wordt door het doel eener gemeenschap: het algemeen welzijn, materieel, zedelijk, geestelijk, of, anders gezegd: de perfectie van een volk als volk;
7. dat de staat niet slechts de uitdrukking, de juridische bevestiging is van een op solidaristischen grondslag samenwerkende gemeenschap, maar ook het eerste, hoogste goed, het machtigst instrument om het doel van mensch en gemeenschap in de natuurlijke orde te realiseeren; dat m.a.w. de zuiverste vorm van den gemeenschapswil van den mensch zijn staatswil is. (blz. 79-80 )


Socialisme

Beschouwt men het socialisme als een historische winst, een vooruitgang (,,van geestelijken aard en daarom zoo belangrijk”), het nationaal-socialisme, en evenzoo het fascisme, kan ik slechts beschouwen als een verder, gezuiverder, completer, realistischer uitbouw van het altijd te eenzijdig, te ,,idealistisch” gebleven socialisme. (blz. 81 )

Of anders gezegd (méér misschien doordringend tot de kern van het probleem): het [socialisme ThBr] werd [in het fascisme ThBr] van zìel mensch. (blz. 82 )


Troelstra’s strijd toch funest voor het revolutionaire socialisme

Troelstra streed in zijn parlementair stadium voor de lotsverbetering van het arbeidende proletariaat, voor die verbetering der levensomstandigheden, welke reeds in het raam van het kapitalisme mogelijk was. En stellig, dank zij Troelstra, dank zij diens taaien, onbevreesden strijd in het parlement en elders wist hij op zijn tegenstanders vele rechten voor zijn arbeiders te veroveren, politiek zoowel als maatschappelijk, en het lot van het werkende proletariaat materieel en geestelijk aanzienlijk te verbeteren. (blz. 83 )

Zeer zeker, de rechten werden ontrukt aan het kapitalisme, doch als men zich iets essentieel ànders nog ten doel stelt, nl. het kapitalisme omver te werpen en een socialistische levensorde in het leven te roepen, is het verkrijgen van deze rechten een quantité négligeable — hetgeen intusschen geenszins wil zeggen, dat men rechten, die in het raam van het kapitalisme te veroveren zijn, zou moeten afwijzen. (blz. 83 )

Troelstra echter hoopte, met het verwerven eener overtuigende lotsverbetering ook de massa te veroveren en aldus macht te worden: meerderheid (...). (blz. 84 )

Hij onderhandelde met de kapitalistische wereld, dwong haar successen af met het getal, nìet echter door de beschikking over een dreigende revolutionnaire macht, een macht, even onverzoenlijk en gericht als het, ondanks alle compromissen, onverzoenlijke kapitalisme. (blz. 84 )

De feiten echter hebben degenen, die de tactiek eener revolutie dieper doorgrondden en zich schrap zetten tegen een methode, welke den socialistischen strijd, deszelfs revolutionnaire stootkracht, liet leegbloeden aan het veroveren van rechten zonder de heerschappij van het socialisme een stap naderbij te brengen, reeds lang in het gelijk gesteld. (blz. 84 )

Troelstra’s tactiek was één exponent, één logica van het strijdbaar socialisme. (blz. 85 )


De Russische revolutie

Een tweede exponent vertoonde de Russische revolutie: de verovering van de macht, de instelling daarna van een nieuwe, anti-kapitalistische orde. In laatste instantie ging de strijd van het socialisme er niet om, een rechtvaardiger levensniveau voor het proletariaat te veroveren, doch om het omverstorten van een, ondanks alle ,,rechtvaardigheid’’, ònrechtvaardig, verderfelijk en oppermachtig systeem. (bl. 85 )

Troelstra verdaagde de oplossing van dit allesbeheerschend probleem naar een verre toekomst en hij ver­dedigde zijn houding en methode met een uiterst betwistbare logica. (blz. 85 )

Rusland realiseerde het op de eenige wijze, waarop het, verbonden als het socialisme was met slechts één klasse die een kleine minder­heid vormde, en de andere klassen als vijanden beschouwend, gerealiseerd kon worden: het veroverde de macht op een moment, dat de vijandige maatschappij in ordeloosheid onderging, en door toen allen, die het als klassevijand zag, te elimineeren: uit te moorden. Macht geworden, schiep het een nieuwe orde, waarin de tegenpartij geen kans meer kreeg. (blz. 85 )


in het tweede geval, ziet men het socialisme ingesteld op het veroveren van de macht: wachten (doch niet alleen ,,wachten”!) op den oorlog, welks einde die ontbinding, uitputting en verwarring zou beteekenen welke de socialistische revolutie van een onvervaarde minderheid zou mogelijk maken.
De macht echter over een aldus uitgeput en vernield continent is tevens de onmacht van het dan ,,machtig” zijnde socialisme. (blz. 86 )


Het nationaal-socialisme

Met het communisme had het gemeen, dat het direct en allereerst gericht was op het scheppen van een nieuwe orde d.w.z. de totale vernietiging van het kapitalisme en deszelfs souvereine macht. (blz.86 )

Daarnaast zag het den klassevijand niet allereerst als klàssevijand, doch als gemeenschapsvijand. Vijand van de volksgemeenschap zijn zij, die een deel van het volk uitbuiten, onderdrukken. Het kapitalisme is niet alleen maar een verraad en een vergrijp aan een klasse, doch een verraad en een vergrijp aan de gemeenschap. (blz. 86 )

Het doel is niet enkel, hoe dan ook, het socialisme aan de macht te helpen; het doel is, omwille van die bestaande, gegeven gemeenschap, het socialisme te verwerkelijken; niet de gemeenschap aan het socialisme op te offeren (het offer van een wereldoorlog te eischen b.v.), maar die volksgemeenschap te redden en tegelijk het socialisme te doen zegevieren. (blz. 86 )


De revolutie moet staat worden

Een revolutionnaire minderheid, zeiden wij, moet er zich voor hoeden de door haar opgeroepen beweging niet in een burgerlijk revisionisme te laten ondergaan; zij moet de màcht veroveren, — doch niet slechts de macht (en daarmede den staat), de revolutie moet daadwerkelijk staat worden, d.w.z. het socialisme moet niet slechts een staat scheppen, die de uitdrukking is van een socialistische gemeenschapsorde; het socialisme moet, wil het èn de gemeenschap (zooveel mogelijk) sparen èn tegelijk opgewassen zijn tegen de plutocratische wereld rondom, over een perfecten staat beschikken: dit sterkste wapen in den strijd tegen de vijanden moet niet vernield, maar tot zijn hoogste kracht en perfectie worden opgevoerd. Het socialisme moet niet slechts ,,de macht”, maar den sterksten staat tot zijn beschikking hebben. (blz. 87 )



Nogmaals: het socialisme

om het socialisme te verwerkelijken zonder dat het catastrofale rampen vooropstelde, moest het socialisme in handen komen van revolutionnairen, die, realistisch zonder opportunistisch te zijn, dogmatisch zonder irreëele dogmata aan te hangen, staatsbouwers waren. Het moest, wil mij zoo voorkomen, eerst in handen komen van den tegelijk edelmoedigen en constructieven germaanschen geest, dynamisch en tegelijk vol bezinning, onverzoenlijk en tegelijk vergevensgezind, vooraleer het socialisme leidend kon worden, vooraleer het daadwerkelijk en imponeerend ZIJN en DOORBREKEN kon. (blz. 88 )


Nabeschouwing

Dit artikel heeft Bruning in Maart 1941 gepubliceerd, binnen het eerste jaar van de bezetting. Toen leefde bij hem en vele anderen nog de hoop dat de bezetter Nederland weer zijn zelfstandigheid zou teruggeven. Men moet er rekening mee houden dat Bruning om die reden enige malen de namen genoemd heeft van Hitler en Mussolini, die hij in zijn Vluchtige Vertoogen (blz. 24 ) “daadmenschen” noemt.

Duidelijk blijkt uit dit artikel dat het socialisme, als antwoord op het vraagstuk van de arbeid, voor Bruning centraal staat. Bruning ziet het kapitalisme als de oorzaak van dat probleem en de oplossing ziet hij in het socialisme dat staat dient te worden en waardoor tevens het kapitalisme zal worden omvergeworpen. Het "nationaal" van nationaal-socialisme wordt door Bruning zo verstaan, en de staat die Bruning daarbij voor ogen heeft is Dietschland, waaraan hij ook een artikel in De Waag heeft gewijd en dat in zijn Nieuw Politiek Bewustzijn de titel heeft ,,Onze Conclusie” (dit wordt de volgende toevoeging aan deze website).

In het 2-de punt, van de 7 punten waarop het fascisme het klassenbewustzijn zuivert, claimt Bruning uitdrukkelijk het bestaansrecht der verschillende volkeren (dus ook voor het Dietsche volk) en noch sluit hij enig volk uit, noch plaatst hij enig volk boven een ander.

De menselijke waardigheid wordt meerdere malen in zijn 7 punten genoemd en zijn van essentieel belang.

Een wereldoorlog, waar het hele toenmalige conflict uiteindelijk in ontaardde, was voor Bruning kennelijk geen optie: de gemeenschap mocht niet opgeofferd worden voor het macht worden van het socialisme.

In het hele artikel geen spoor van rassenleer (met uitzondering dan van het noemen van die “tegelijk edelmoedigen en constructieven germaanschen geest”), noch van enig antisemitisme.

De problematiek van de machtsstrijd, zoals hij die uitvoerig ter sprake bracht in zijn verantwoording (Een ander spoor...? ) uit 1954, komt in dit essay ook reeds aan de orde.

Tot slot: als eerste officiële werk na het eindigen van zijn publicatieverbod na de oorlog publiceerde Bruning zijn dichtbundel Van Ziel en Aarde. Een voorbode van de problematiek die hij in deze dichtbundel uitwerkt, de problematiek van zíjn religie, en tevens de problematiek van zijn gehele leven, beluister ik in zijn zin:

Of anders gezegd (méér misschien doordringend tot de kern van het probleem): het werd van zìel mensch. (blz. 82 )

Eindhoven, 01-04-2012
Theo Bruning
























terug



aangemaakt: 13-02-2012 Copyright © 2012 by
Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 28-06-2013