terug


Dichter in Oorlogstijd (1943)
n.a.v. Nieuwe Verten: een proeve van verstaan

                   
Inhoud
Inleiding
Compositie van de bundel
    Verbroken Prelude
    Vernederd
        De Schimmel
        De De Werkelooze
        De Vlag
        Holland
    Dagen zonder Uitzicht
    Nieuwe Verten
Eerbiedig
Conclusie


Inleiding
Bruning was de gehele oorlogstijd lid van de N.S.B. en aan het eind ook begunstigend lid van de Germaansche SS. In die tijd heeft hij een aantal malen gedichten gepubliceerd. De vraag is of zijn gedichten nog een verhelderende kijk op zijn gezindheid werpen.

Zijn eerste publicatie in die tijd was Heilig Verbond () opgedragen aan zijn vrouw in de Bladen voor de Poëzie. Een negental gedichten over de vrouw, het verwachten, kinderen en tot slot over God. Op de omslag van dit bundeltje worden zijn vroegere werken genoemd en een aantal nog te verschijnen werken, waaronder zijn bundel Voorspel en Nieuwe Verten.

Voorspel () bevat een keuze uit zijn gedichten geschreven tussen 1924 en 1942. Deze bundel kent de volgende hoofdstukken: Vroeger Lied I en II, Ad Nihilum Redactus Sum (Tot niets ben ik gereduceerd) vervolgens de gedichten uit zijn in 1938 gepubliceerde bundel Fuga en tot slot het hoofdstuk Lied der Ziel, mogelijk een voorloper op zijn na de oorlog verschenen bundel Van Ziel en Aarde.

In de door Bruning samengestelde bundel met revolutionaire poëzie Gelaat der Dichters (), heeft hij van zichzelf een zestal gedichten opgenomen die ook in zijn bundel Nieuwe Verten voorkomen.
De gedichten uit deze drie bundels vormen alle gedichten (op twee na) die hij gedurende de oorlogsjaren waar ook gepubliceerd heeft. Het betreft dan totaal een 80 verschillende gedichten. Slechts een zeer beperkt aantal daarvan bezitten mogelijk enige politieke lading.
Willen we die weinigen gedichten op hun politieke merites beoordelen dan kunnen we ons beperken tot zijn bundel Nieuwe Verten.

Bij zijn veroordeling door de Centrale ereraad zijn de volgende gedichten uit deze bundel expliciet genoemd:

Ochtend (verheerlijking van zingende Duitse soldaten), Winter in Holland 1941 (zelfde verheerlijking), Najaar 1942 (verheerlijking van hen, die aan thuis- of Oostfront staan), Wending II (verheerlijking van het Germaansch Geheel), De Duitsche Adelaar (verheerlijking van het symbool van het Duitse Rijk ) (Raymund Bruning, Henri Bruning, over grootheid en ... Hoofdstuk I );


Het gedicht 'Ochtend' was ook prominent te zien op de tentoonstelling 'De Nieuwe Orde en de Nederlandse Letterkunde 1940-1945' in 1985 in Den Haag met het bijschrift:

Maurits Kok verwoordde de gevoelens die velen bij het lezen van dergelijke gedichten moeten hebben gehad: 'toen ik in de oorlog een dichtbundel van Henri Bruning in handen kreeg met daarin de verheerlijking van Duitse soldaten, toen was ik zo ontzettend vies van dat boek dat ik tegen een van mijn huisgenoten zei: breng dat ding onmiddellijk weg ...'


Ook ik zelf had aanvankelijk moeite met een gedicht waarvan de eerste regels luiden:

Nooit zal mij d'herinnering verlaten
Aan dien rijpenden ochtendstond,
Toen het zingen der Duitsche soldaten
Zóó fier en zóó eenzaam klonk,


Zie voor afzonderlijke gedichten ook: Enkele gedichten uit ‘Nieuwe Verten’ nader beschouwd ().

De compositie van de bundel
Een indruk van de compositie van de bundel geeft ons reeds de inhoudsopgave. Daaruit blijkt dat de bundel uit vier delen is opgebouwd met de volgende titels: 'Verbroken prélude', 'Vernederd', 'Uit dagen zonder uitzicht' en tenslotte 'Nieuwe verten'. In tegenstelling tot de laatste titel in majeur, klinken de eerste drie titels in toenemende mate mineur.

Verbroken Prelude
Met de gedichten uit dit hoofdstuk geeft de dichter ons een goed en intiem beeld van zijn persoonlijkheid. Het afsluitende gedicht “Slagveld” laat zien dat hij een open oog had voor alle ellende die een oorlog met zich meebrengt.
Ik veronderstel dat Bruning dit gedicht als laatste van dit hoofdstuk heeft gekozen, omdat met de inval van de Duitsers een tijd werd afgesloten. Een tijd die de dichter waarschijnlijk als beloftevol voor de toekomst heeft ervaren maar nu door alle ellende van een oorlog wordt verbroken.

Vernederd
Enige uitspraken van Bruning die een beeld geven van wat Bruning als vernederend ervaart:

Begrijpt gij, waarom een protest thans niét geschiedt uit naam van een socialen nood, uit naam eener sociale rechtvaardigheid, - doch alleen uit naam van een vertrapt en vernederd MENSCH-ZIJN? « Het voorkomen der samenleving is h ó n d s c h geworden ». (Bolland) (Het Zwaard, blz. 27 )

het meest vernederende is dan wel het gevoel, dat we voor deze wereld heelemaal niet geschikt zijn. (Vraat van het Geluk, blz. 10 )



Elke eenzijdigheid, elk specialisme, elke overdrijving maakt een mensch belachelijk, en voor een vrouw is niets zoo vernederend als de belachelijkheid van haar man. (Het onvolkomen Huwelijk, blz. 11)

Men kan opmerken, dat de macht van den sterkste opnieuw het vernederend, brute, brutale en meedoogenlooze ,,recht van den sterkste’’ kan worden. (Nieuw Politiek Bewustzijn, Blz. 50)

daar zullen zijn gelijke rechten geen gùnsten (en als gunsten altijd vernederend) zijn (Nieuw Politiek Bewustzijn, Blz. 192)

Aalmoezen vernederen (Twee Spelen, blz. 144)

Wist ik echter niet zoo zeker, dat het doel van mijn strijd goed is, zag ik niet zóó scherp wat er op het spel staat, - wellicht keerde ik nog heden heel dit vernederend en onbeteekenend gevecht den rug toe. (Elias van Cortona, blz. 62)

Het is vernederend een droom als deze te moeten bestrijden... (Elias van Cortona, blz. 90)

Doch wij, menschen, begeeren de zegepraal der waarheid steeds om onszelf; wij begeeren haar zegepraal, omdat wij de vernedering vreezen nutteloos met haar te moeten ondergaan. (Elias van Cortona, blz. 130)

Ik bezat slechts de vernedering van mijn willoosheid en de vernedering van mijn wreken. (Ezechiël en andere Misdadigers, blz. 30)

die nooit het niets-zijn der armen hadden gekend en voor wie die vernederende wereld reeds zoo onwezenlijk vèr van de hunne verwijderd lag (Ezechiël en andere Misdadigers, blz. 97)


Over het Joodse volk schreef hij:

Altijd rest dit volk dit eender lot: een verbannen volk te zijn, een volk zonder vaderland, een volk zonder staat, een volk in de verstrooiing. En altijd rest dit volk (als volk) als eenige en hoogste levensmogelijkheid: het aanvaarden van dit lot — welk aanvaarden tevens, voor een volk, de diepste vernedering is. — Beseffen wij dit. (Nieuw Politiek Bewustzijn, Blz. 205)


Over de inval van de Duitsers zei hij:

Zij zijn (...) eenvou­dig nog precies diezelfde geestelijk en nationaal door hun vroegere bonzen verpauperde menigte welke zij bleek te zijn, toen zij het binnenrukken der zegevierende Duitsche legers zonder verslagenheid en zonder gevoel van vernedering (vet Th.Br.) gadesloeg, om enkele uren later om en over de Duitsche legerwagens te hangen als ware er in een of andere vergeten negerij een circus gearriveerd. (Een hard en ernstig woord..., blz. 18 )


In “Vernederd” schetst de dichter een beeld van de vernedering die ons land heeft ondergaan en hoe hij zichzelf daaraan tracht te ontworstelen. Centraal in de hoofdstuk staat zijn lofdicht op de Nederlandse vlag.

De schimmel
De schimmel ondergaat een zeer vernederende behandeling. Naar mijn mening is voor Bruning het optreden van de man met de zweep (machtsmisbruik) eveneens een voorbeeld van een vernederend mens-zijn. Dit gedicht geeft mogelijk aan hoe vernederend Bruning de inval van de Duitsers heeft ervaren, zowel voor de Nederlanders, als voor de Duitsers.

De werkelooze
Werkeloos zijn is inderdaad een zeer vernederende situatie. Toch, als ik mij wel herinner uit de serie “De Oorlog” van Ad van Liempt, ging het juist na de inval van de Duitsers beter met onze economie (bunkerbouw, wegen aanleg etc.). Waarom neemt Bruning dan toch een dergelijk gedicht op? Mogelijk is een verklaring in het volgende te vinden:

Het zal U niet onbekend zijn dat Van Duinkerken in die dagen niet mijn vriend was en dat hij zeer felle anti-nationaalsocialistische geschriften heeft gepubliceerd; toch heb ik heel de oorlog door niet één woord tegen hem geschreven, - eenvoudig omdat hij niet in de gelegenheid was zich te verdedigen. (Uit een brief van 22 januari 1954 aan Mr. Nagel: Raymund Bruning, Henri Bruning, over grootheid en ... Hoofdstuk II )


Met “die dagen” doelt Bruning op de tijd vóór de oorlog. Alle schrijvers en andere kunstenaars die tijdens de oorlog niet toegetreden waren tot de kultuurkamer moesten zodoende werkeloos toezien bij de ontwikkelingen die plaatsvonden in Nederland. Aangezien Bruning zeker in 1943 nog overtuigd was van het feit dat de geallieerden niet in staat zouden zijn om Duitsland te verslaan, zou het naar zijn verwachting wel eens een hele lange tijd kunnen worden dat al deze "andere" vaderlanders werkeloos zouden moeten toezien.

De Vlag
De verdeeldheid in het Nederlandse Volk, in ’36 toen het gedicht geschreven werd, maar ook ten tijde van het samenstellen van deze bundel, de verdeeldheid tussen, wat wij nu noemen, de ‘goeden’ en de ‘fouten’, “dit zo eerloos heden”, vervreemdt ons als volk van ons edel verleden en dat in een tijd waarin een somber lot ons wacht... Onze driekleur door de bezetter vernederd.

Holland
Het zou mij niet verbazen als Bruning dit gedicht hier heeft opgenomen omdat hij zo teleurgesteld was in de houding van de Nederlandse bevolking bij het binnentrekken der Duitse troepen.

Dagen zonder uitzicht
In “Dagen zonder uitzicht” lucht de dichter zijn hart over alles wat er naar zijn smaak mis was, zoals de parlementaire democratie, het baantjes jagen van velen, maar ook het gedrag van vooraanstaande katholieken en drijft hij de spot met het gekrakeel van voor- en tegenstanders, omdat ze allemaal uiteindelijk gebroederlijk op het kerkhof zullen eindigen.

Nieuwe Verten
Bruning heeft deze titel gekozen om uit te drukken dat zijn visioen niet van vandaag op morgen te realiseren is. Bruning denkt daarbij ook niet aan een paar jaar, maar, volgens mij, eerder aan tientallen jaren, zoals de volgende voorbeelden mogen verduidelijken.

Hij heeft zich zijn hele leven ingezet voor een ander christendom en daarover schrijft hij het volgende:

en steeds meer geloof ik daarom, dat we (d.w.z. de wereld) nog wel eens een christendom kunnen beleven welker verschijningsvorm (bij alle essentieele eenderheid) totaal verschillend is van het huidige (brief aan een familielid )


Hij is er dus van overtuigd dat er zo’n ander christendom zal komen, maar hij is er tegelijkertijd van overtuigd dat “we” dat niet meer zullen meemaken.

En met betrekking tot het maatschappelijk leven:

Om die groote historische transformaties, welke revoluties heeten, door zóóvele jaren heen voor te bereiden, uit te voeren en te voltooien, om den strijd aan te binden (en deze zóóvele jaren lang vol te honden) tegen geheel een tijd, — daarvoor is een weergalooze wilskracht noodig, (Vluchtige Vertoogen, blz. 62)


En ten aanzien van het actuele gebeuren:

en inderdaad is het ook mijn overtuiging, dat de heropstanding van den Germaanschen mensch — iets veel essentieelers dan een nieuwe nationaal-politieke wil — een tijdperk inluidt dat slechts vergeleken kan worden met die groote door­braken en fundamenteele Umwertungen die eens de christelijke cultuur en die der Renaissance voor het Avondland zijn geweest. (Nieuw Levensbewustzijn, blz. 27 )


hier spreekt hij al in termen van tijdperken.

In het hoofdstuk “Nieuwe Verten” schets hij ons uiteindelijk een beeld van “zijn aardse rijk”.

In Wending I geeft hij aan dat zijn grote droom Dietschland ten einde is. In Wending II legt hij zich neer bij het feit dat het kennelijk ons noodlot is om onderdeel te vormen van het Germaans Geheel, dat hij Germanje noemt. Maar binnen Germanje wil hij strijden voor de redding van Europa (zie ook Nieuw Levensbewustzijn). Ik denk dat het belangrijk is om te beseffen dat voor Bruning, toèn, de overwinning van de geallieerden géén vanzelfsprekendheid was en dat hij dus mogelijk rekening hield met een wapenstilstand gevolgd door een tientallen jaren durende overheersing door de Duitsers. Om die reden was het zich manifesteren als het trotse Dietse Westen, zeker voor onze cultuur, uitermate belangrijk. Als men de stuatie van toen met nu vergelijkt, dan was zijn streven er dus op gericht om te voorkomen dat het Dietse Westen in een toestand zou geraken als waar Tibet zich nu met China in bevindt.

Eerbiedig
In 1943 heeft Bruning deze bundel Mussert toegestuurd met de handgeschreven opdracht:

    Den Leider der N. S. B.
                   Anton Mussert
    eerbiedig opgedragen.
   Henri Bruning

12-12-’43


Op 19 maart 1979 schreef Bruning aan zijn zoon Raymund over deze bundel met betrekking tot Mussert het volgende:

En tenslotte verschenen nog (bij Roskam) (Roskam was eigennaam van de uitgever!) één verhalen- en één gedichtenbundel; de eerste getiteld "Ezechiel en andere Misdadigers", de tweede, - daarvan schiet me op 't ogenblik de titel niet te binnen; maar het waren enkele persoonlijke gedichten - en voor de rest politieke. Een op "de leider", - maar naar het beeld van leider Joris van Severen, en in de hoop dat Mussert zou bemerken dat hij (Mussert) in alle opzichten te kort schoot. (Raymund Bruning, Henri Bruning, over grootheid en ... Hoofdstuk II )


In een brief aan Ernst Voorhoeve van 5 oktober 1943 komt zijn “eerbiedig” en het “Leider”-schap uit de opdracht nog in een ander daglicht te staan:

Is er reeds eenig perspectief omtrent een eventueel nieuwe functie voor je? Overigens geloof ik niet, dat je het al te zeer betreuren moet dat je momenteel wat terzijde staat, want er is werkelijk geen gruwelijker gevoel op het oogenblik dan dat wij vereenzelvigd worden met een Beweging die zoo dag in dag uit haar volmaakt onvermogen demonstreert als de NSB; ik geloof werkelijk niet, dat er éénige reden is om te gelooven dat déze Beweging nog te vernieuwen is tot een werkelijk schéppende grootheid.


Van 10 Mei 1940 af is dit geloof steeds naargeestiger beschaamd, en ik kan tot niets anders concludeeren dan dat deze Beweging bestemd is slechts een zeer voorloopige functie te vervullen. Wat voor mij werkelijk de deur heeft dicht gedaan, was, dat de Leider gaat scheiden van zijn vrouw (zijn tante) om te gaan hertrouwen met een nicht, een kind van 19, terwijl hij 50 is. Elk detail hiervan is even stuitend, en dan niet zoozeer (of zelfs heelemaal niet) omdat dit tegen mijn moreele gevoelens zou indruischen, als wel omdat dit alles nogmaals (en nu wel zeer sinister) bewijst dat wij te doen hebben met iemand zonder menschelijk en mannelijk formaat; een werkelijk Leider veroorlooft zich (of overweegt) niet zulke dingen op dit moment: nu de Beweging nog zóó gehaat is én: nog zoo weinig gepresteerd heeft. Dergelijke zaken kan men zich hoogstens permitteeren als een volk bereid is een Leider (bij wijze van spreken) álles te vergeven. Thans liquideert hij daarmede zichzelf en zijn Beweging. Dat hij dit niet inziet, dat hij dit niet van meetaf heeft ingezien, en van meetaf naar dit inzicht heeft gehándeld, vind ik het treurigste van alles; het is het bewijs van geen formaat, van ónder (ver onder) de maat te zijn; en zelfs een late bezinning met alle consequenties van dien brengt hem niet meer bóven zijn maat. - Ik heb veel kunnen gelooven, maar dat ik dát nog eens te verwerken zou krijgen, neen, dat overtreft mijn naargeestigste vermoedens. (Raymund Bruning, Henri Bruning, over grootheid en ... Bijlagen )


Conclusie
Naar mijn inzicht, lijkt het erop dat niet alleen Maurits Kok, maar ook de samenstellers van de genoemde tentoonstelling, alsmede nog de nodige anderen, als gevolg van het nauwelijks weten waar Bruning voor stond, gedichten uit deze bundel anders verstaan hebben en dat vooral omdat men struikelde over enkele details, en daarmee het geheel uit het oog verloor.
Het zal duidelijk zijn dat deze bundel mij absoluut geen vies gevoel geeft. Verbroken Prelude geeft ons een bijzondere kijk in de ziel van een dichter, die mijn vader is. In Vernederd zien wij hoe hij die eerste oorlogsjaren heeft ervaren. In dagen zonder uitzicht blijkt dat deze dichter ook humoristisch kan dichten. En in Nieuwe Verten tenslotte komen zijn politieke dromen tot uiting, maar zonder ook maar een spoor van een verwerpelijke ideologie.

Eindhoven, 1 augustus 2011
Theo Bruning























terug



aangemaakt: 07-07-2011 Copyright © 2011 by
Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 29-06-2013