terug
vorige bladzijde
ook ons werken voor een bovennatuurlijke orde (datgene wat gij wilt redden: als het eenig beteekenisvolle - waarom God niét zou glimlachen). - Neen, die goddelijke glimlach is geen argument tégen onzen strijd voor een schoonere natuurlijke orde; en de waardeloosheid voor God van al ons werken is geen vernietigende openbaring; zij is - helaas? - het simpele feit, waarvan wij, bij élke handeling, moeten uitgaan.
- Van God uit gezien, o strijder, is de gestalte die gij in de toekomst aan het natuurlijke leven ziet gegeven, die gestalte waarvoor gij zoo ijvert, - van God uit gezien is dit heil nog geen duizendste grassprietje aan breedte (of groenheid) 'anders' dan wat vroeger is geweest.
- Voor Gód. Wie zal het ontkennen. Voor God is alles niets. Ook het verschil tusschen goed en kwaad. Zelfs het verschil tusschen hun uiterste tegenpolen; zij zijn béide, voor Hem, iets bizars. - Ook dat, o vriend, is een gedachte, die wij van uur tot uur moeten beleven, - doch die ons geen oogenblik mag beletten vóór het een en tégen het ander te strijden. Wij doen het goede niet omdat dit voor God zoo belangrijk is, maar omdat het goede doen belangrijk is voor ons. God heeft het goede niet voor Zichzelf geschapen, maar voor ons. Hij zelf was en is en blijft de Eenige, de volmaakt goede, - aan Wien wij niets kunnen toevoegen (of ontnemen).
Gij houdt het ervoor, dat God kussen kaatst met de sterren, omdat Europa God ,,niet kent”, zooals gij zegt (en ik u nazeg). Doch ik houd het er ook voor, dat God dit nóg doet als Europa Hem, eindelijk, weer zou ,,kennen”, - want er is geen grooter misverstand dan dit ,,kennen”. Als wij ons kennen van God reeds als zoodanig ervaren, hoeveel meer dan God. En hoeveel meer reden voor God om dan nogmaals... Zichzelf te aanbidden (of kussen te kaatsen met de sterren).
Het paradoxale is, dat wij hier de schoonste waarheden van ons bestaan naderen, doch dat deze (schóónste) waarheden niet ter zake doen: ons handelen, op willekeurig welk terrein, wordt door andere zaken ,,gerechtvaardigd” of - - ont-waard.


12. Onze opdracht als mensch
Ik kom tot de conclusie dat de gedachten van Henri Bruning over het fascisme in het algemeen en zijn “Nieuwe Orde” in het bijzonder zich op een totaal ander niveau bewegen, dan wat mén thans onder die termen meent te verstaan. Ik werd daar een paar jaar geleden in bevestigd toen ik inzage kreeg in zijn Nieuw Politiek Bewustzijn dat door de bezetter niet uitgegeven mocht worden, ook niet in de door Bruning aangepaste versie die hij de titel Politieke Geschriften I wilde meegeven. Na, wat ik beschouw als het inleidende, hoofdstuk “De mythe van de Hollander” volgen twee hoofdstukken genaamd “Onze opdracht als mensch” en “Onze opdracht als volk”. De eerste zin uit “Onze opdracht als mensch” heb ik als motief voor deze website genomen (). Ik blijf het zeer opmerkelijk vinden dat hij zijn politieke overwegingen begint met dit algemeen geldende (dus niet alleen voor fascisten geldende) uitgangspunt; algemeen geldend: ongeacht politieke opvatting, geloofsovertuiging of ongeloofsovertuiging (noot ). Nadat mijn aandacht daar eenmaal op gevestigd was, kwam ik dat vaker bij Bruning tegen.
In 1934 had hij al gesproken over ‘zich zelf worden’ in een voordracht voor studenten (Het Zwaard, blz 14), maar toen nog vanuit een katholiek standpunt en sprak daarover in termen van individuele bestemming:

6























terug
volgende bladzijde



aangemaakt: 19-06-2010 Copyright © 2010 by
Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 25-07-2010