terug
vorige bladzijde
DE TOCHT

1. Inleiding
Met mijn vader, Henri Bruning, heb ik persoonlijk nooit echt gesproken over zijn politieke opvattingen noch over zijn werk als schrijver. Dergelijke zaken kwamen wel aan de orde in gesprekken thuis, zeker in gesprekken met zijn vrienden, maar voor zover ik er bij aanwezig was en er al belangstelling voor had, was ik dan toch altijd maar heimelijk toehoorder.
Bruning, als schrijver, heeft lange tijd nauwelijks mijn belangstelling gehad. Dat vond zijn oorzaak in het feit dat ik mij nooit werkelijk met zijn werk had bezig gehouden en eigenlijk niet meer dan een enkele titel (Verworpen Christendom) kende. Zo veronderstelde ik dat hij voornamelijk schreef over het katholicisme of in ieder geval over zaken die daarop betrekking hadden. En die problematiek had niet bepaald mijn belangstelling.

2. Eerste kennismaking
Mijn allereerste kennismaking met Bruning als schrijver en als schrijver met politieke opvattingen, had ik om en nabij het midden van mijn middelbare schooltijd. Ik had toen in een gangkast van mijn vader waarin ik ook wat spulletjes bewaarde enkele nog niet opengesneden exemplaren van Vluchtige Vertoogen gevonden. Daar heb ik toen stiekem wat in zitten bladeren en lezen, maar dat ging maar zeer fragmentarisch omdat het boek nog niet opengesneden was (zo werden boeken in die tijd nog verkocht). Daar zag ik Mussolini genoemd worden, ik vond iets over (of beter gezegd tegen) de democratie en iets over rasschen (zo schreef men dat toen) en over het fascisme en nog veel meer over andere onderwerpen. Bruning schrijft niet gemakkelijk, zeer lange zinnen vaak, verder kon ik slechts fragmenten lezen, want ik dorst het boek niet open te snijden, en ik was toen nog maar een broekie dus van het meeste snapte ik toen al helemaal geen barst, maar ik kreeg wel een vaag gevoel van een ‘foute’ overtuiging. Maar na enige tijd was dat weer allemaal naar de achtergrond verdwenen, ik had belangrijker zaken aan mijn hoofd, proberen over te gaan en lekker rond fietsen in de Ooijpolder.

3. ,,Zijt ge nog katholiek?’’
In maart 1942 werd Henri Bruning, als hoofdredacteur van De Schouw, geconfronteerd met de vraag ,,Zijt ge nog katholiek?’’ Deze vraag stond in een kort briefje, waarin de briefschrijver aangeeft Bruning ,,als mens en als schrijver volstrekt vertrouwd (te ) hebben’’. De schrijver noemt meerdere werken die hij van Bruning gelezen heeft en beëindigt dan zijn briefje, na bovengenoemde vraag gesteld te hebben, met:

“Zoo ja, waarom strijd je dan niet tegen de S.S.-gedachte, die meer en meer als de kern van het nat. soc. te voorschijn komt, en die rechtstreeks het Christendom zelf bestrijdt?
Zijt ge niet meer Katholiek, waarom neemt ge dan geen openlijk afscheid van de Kerk en laat ons in den waan, dat ge uw strijdbaar geloof van weleer met het nationaal-socialisme van nu vereenigbaar acht?”


4. Zoeken naar sporen van het fascisme
De briefschrijver zit duidelijk met een probleem. Ook al richt zijn vraag zich enerzijds (op de eerste plaats) op het (nog) katholiek zijn van Bruning, anderzijds spreekt er het onbegrip uit voor de keuze van Bruning voor het nationaal-socialisme. Een soortgelijk onbegrip mijnerzijds, wat dat laatste betrof, al kende ik deze Bruning niet als schrijver, maar alleen als (mijn) vader, bracht mij ertoe, ergens begin jaren

1























terug
volgende bladzijde



aangemaakt: 19-06-2010 Copyright © 2010 by
Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 25-07-2010