terug


EEN BRIEF EN EEN VERHAAL

Enige tijd geleden is de Historische Kranten-website van de Koninklijke Bibliotheek gelanceerd waar ook kranten uit de oorlogstijd zijn opgenomen. Dit leverde een discussie op of de nietsvermoedende burger dan niet met “foute” teksten zou kunnen worden geconfronteerd. Gelukkig heeft men dat geen probleem gevonden, alleen wordt er, om de bezwaarmakers tegemoet te komen, een waarschuwende tekst getoond, waarna men pas inzage krijgt in de tekst zelf.

In de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw zijn er kranten verschenen die zijn uitgegeven door nationaalsocialistische organisaties. De Koninklijke Bibliotheek onthoudt zich principieel van een inhoudelijk oordeel, maar wijst de gebruiker erop dat dit artikel uit een van deze kranten afkomstig is en discriminerende, beledigende of tot haat aanzettende uitlatingen kan bevatten. Verdere openbaarmaking en verspreiding van dergelijke uitlatingen, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, kan een strafbaar feit opleveren.

Nieuwsgierig geworden ging ik ook eens rondneuzen en vond zodoende het verhaal Het Monnikje () van Henri Bruning dat in April 1944 in Groot Nederland was gepubliceerd.
Dit verhaal heb ik nu opgenomen bij de Teksten van Henri Bruning op deze website. Het is een humoristisch verhaal over een monnik die terugkijkt op zijn ervaringen in de kloostergemeenschap waarbinnen hij een buitenbeentje is (“een uit het gareel geraakt ‘pratertje’”). De manier waarop Bruning een bepaald aspect van de priesteropleiding bespottelijk maakt, zou de indruk kunnen wekken dat hij redelijk antiklerikaal is. Vervolgens maken we een buitengewone gebeurtenis mee rond de inval van de Duitsers hier ter lande, waarna ons een nachtmerrie van de monnik wordt verteld en het verhaal eindigt, na de viering van een 25-jarig priester-jubileum, met de monnik die het klooster verlaat. Vooral de gebeurtenissen in het klooster rond de inval van de Duitsers is bepaald humoristisch beschreven en mogelijk zullen er lezers zijn die zich er aan ergeren dat Bruning zo’n verhaal schrijft rond het begin van een voor ons Nederlanders zo dramatisch verlopen geschiedenis.

Naar aanleiding van een andere vondst op internet, waarop een familielid mij had geattendeerd, ging ik opnieuw grasduinen in het manuscript van Raymund Bruning Henri Bruning / over grootheid en tragiek / en geweten. Daarbij stuitte ik op een bijzondere brief van Henri Bruning geschreven in april 1941. Deze brief is daarom zo interessant omdat hij nogmaals aantoont dat Bruning tijdens de oorlog met veel meer - en ook met meer hartstocht - dan alleen de politiek bezig was. Het grootste deel van de brief gaat dan ook over de religie, nadat hij eerst nog even zijdelings zijn antisemitisme in het juiste licht heeft geplaatst en het belang van Duitsland heeft verwoord. Bijzonder vind ik dat hij de mogelijkheid van een totaal ander soort Christendom in de – verre – toekomst niet uitgesloten acht. Om deze redenen vind ik dat deze brief ()niet mag ontbreken in Enkele teksten over het politieke verleden van Henri Bruning.

Het verhaal en de brief hebben toch ook wel iets gemeenschappelijks. Op de eerste plaats is het verhaal niet zomaar een verhaaltje, er komen toch ook – voor hem - heel serieuze zaken aan de orde, zij het misschien niet zo opvallend. Bijvoorbeeld zijn visie op de kerkelijke leiding en de gelovigen in de vergelijking met een bijna leeggelopen kinderballonnetje dat noch contact maakt met de aarde noch met de hemel. En, hoe verrassend, even later verwoord hij de kern van het goed-fout paradigma, maar dan in een andere context en vervolgens stelt hij de problematiek van het machiavellisme (het doel heiligt de middelen) gevolgd door de rechtvaardigende formule ontleend aan de kruisdood van Jezus:

“Men leefde (en maltraiteerde) in die onschuld des gemoeds, welke geen gewetenswroeging kent en die een der merkwaardigste eigenschappen kan worden van een rots-vast en welgezind geloof. Het goede leven toch mag zich alles veroorloven, juist omdat het goed is, en wat niet vóór het goede is, is er tégen en derhalve ook tegen de gemeenschap der goeden. En nog altijd is het beter dat er één geofferd wordt, dan dat het goede, en daarmede de kudde, te gronde gaat.”

In de brief is voor mij zijn visie op tegen- en medestanders opvallend; de eersten zijn geen idioten en de laatsten zijn geen volmaakten. Een andere opvallende uitspraak, die voor hem zowel geldt in twisten op religieus gebied, alsmede in de (toenmalige) politieke strijd is:

“De groote strijd speelt zich niet af tusschen een gelijk of een ongelijk, tusschen God en Duivel (gelijk de Maritaintjes suggereeren), maar tusschen twee of meerdere logica’s, die beide, in laatste instantie, in zeer essentieele waarden wortelen.”



Eindhoven, 08-12-2010
Theo Bruning

























terug



aangemaakt: 06-12-2010 Copyright © 2010 by
Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 30-06-2013